Jong FC Utrecht voegde vanavond (maandag) drie belangrijke punten toe aan het huidige saldo en had dat te danken aan een 1-4 overwinning op Jong Brabant United. In de catacomben van De Vliert in ‘s-Hertogenbosch beschouwde FCUtrecht.nl na met oefenmeester Robin Pronk van de Utrechtse beloftenploeg.

“Die vrije trap kan er zomaar in, en dan staat het wel 2-2 na 84 minuten”, verwijst Pronk direct naar één van de cruciale momenten van de partij. Vlak voor tijd rost Vincent van Hoof bij een 1-2 stand namens Jong Brabant United de bal hard tegen de paal. Twee minuten later ligt de bal er aan de andere kant van het veld in en staat het 1-3: pot beslist. “Het bleef zo lang spannend omdat we zelf niet in staat waren het al eerder af te maken”, sloeg Pronk de spijker op z’n kop. “We hadden zó veel gevaarlijke momenten in de zestien. Maar bij rust stond het wel 1-1.”

Na de break stelde Jong FC Utrecht orde op zaken tegen Jong Brabant United; de beloftenploeg van de gezamenlijke jeugdopleiding van FC Den Bosch en RKC Waalwijk. “We kregen na de rust meer ruimte. Maar steekballen en eindpasses kwamen niet goed aan. Totdat de 1-3 viel. Goede loop in de diepte, goede steekbal, goed afgerond. Zo simpel kan het dus ook zijn.”

Jong FC Utrecht maakte ook nog de 1-4. “Drie punten, dat is prima. Een goede, verdiende overwinning. De score geeft ook de verhouding op het veld weer”, concludeerde Pronk, die Jong Brabant United complimenteerde over het vertoonde spel. “Zij speelden goed voetbal op deze kunstgrasmat. Ik vond het een heel interessante wedstrijd.”

Belangrijk, die drie punten. Want Jong FC Utrecht wil zich plaatsen voor de Tweede Divisie. De scores van het beloftenteam, de O19 en de O17 zijn daarvoor van belang. Zowel FC Utrecht O19 als FC Utrecht O17 won afgelopen weekend. En ook de beloftenploeg scoorde dus een driepunter. “Een goed weekend dus. We zitten op de goede lijn”, aldus Pronk. “Het voetbal wordt steeds beter. Dat zag je tegen Jong FC Groningen, vervolgens Jong Sparta Rotterdam en vandaag weer. We maken een goede ontwikkeling door, al moet het in aanvallend opzicht nog wel beter.”