El Chapo betekent letterlijk ‘de kleine’, maar wereldwijd werd de naam bekend door de beruchte drugsbaron Joaquín Guzmán. In Utrecht heeft de bijnaam sinds deze zomer een andere lading gekregen. Hier staat hij voor de manier waarop Alonzo Engwanda speelt: klein van stuk, maar de baas op het veld. De patron. Onverzettelijk, altijd aanwezig, nooit opgeven.
Basketbal
Geboren in de Belgische industriestad Charleroi, zoon van een Congolese vader en Belgische moeder. Die laatste speelde fanatiek basketbal, z’n vader trapte liever tegen een bal. En dus probeerde de kleine Alonzo het allebei. “De ene dag basketbal, de andere dag voetbal. Ik hield van allebei. Maar toen Anderlecht me wilde, moest ik kiezen. Ik was vijf. Vanaf dat moment was het voetbal, alleen nog voetbal.”
Basketbal is nooit helemaal verdwenen. “Ik kan nog steeds goed basketballen. Doe het graag in mijn vrije tijd. En dansen deed ik ook. Breakdance, hiphop. Maar op een dag moest ik de keuze maken en draaide alles om het Matchke.”
Zijn vader had een kennis bij Anderlecht en tipte zijn voetballende zoon. Engwanda, pas vijf jaar oud, werd direct gescout. Zeven jaar later belandde hij eerst in het internaat en later in gastgezinnen. Anderlecht bepaalde zijn leven. “Echt lastig vond ik dat niet”, klinkt het. “Ik hou er wel van om alleen te zijn. In die periode heb ik Nederlands geleerd, dat wilde ik graag. Mijn focus lag op beter worden. Mezelf elke dag uitdagen.”
Doorzettingsvermogen. Iets wat in de genen zit. Zijn vier jaar jongere broertje Nunzio meldde zich al op zijn vierde bij Paars-Wit. “Mijn kleinere maar veel grotere broertje”, klinkt het. “We zaten niet samen in een gastgezin, maar zagen elkaar elke dag op de club.”
Zijn familie is alles. Engwanda toont een tatoeage op zijn arm. Family staat er. “Mijn eerste tatoeage en misschien ook wel mijn belangrijkste. Mijn ouders zijn alles, mijn familie. Ze hebben zo veel voor mij gedaan. Mijn vader was zelfs bij me in Zwitserland toen we tegen Servette speelden. Ze hebben mij en mijn broer altijd gesteund. Zonder hen was dit nooit gelukt.”
Anderlecht
De weg naar Stadion Galgenwaard was er eentje met hobbels. Zoals gezegd, Engwanda kwam op extreem jonge leeftijd bij RSC Anderlecht terecht. Hij stond te boek als een groot talent en tekende al vroeg zijn eerste contract. “Alles ging goed. Ik trainde mee met het eerste elftal en speelde oefenwedstrijden onder Vincent Kompany. Een grote meneer. Later kwamen er andere trainers. Ik zat tegen de selectie aan maar kreeg nooit minuten, serieuze kansen. En ja, dat frustreerde wel een beetje. Toen heb ik met mijn familie gezeten en gezegd: ik moet weg. Maar niet zomaar. Eerst nog één goed jaar als aanvoerder van de beloften. Dan zou ik mezelf in de kijker spelen en zou er vanzelf een mooie club komen.”
Het werden 43 duels voor RSCA Futures. Geen debuut in het eerste, maar wél een overtuigend visitekaartje voor FC Utrecht.
In Utrecht werd hij gezien als een interessante speler. Eentje die de tijd zou krijgen op te rijpen. Maar in werkelijkheid ging het razendsnel. Nauwelijks geland in Utrecht had Engwanda, tot veler verbazing, al een basisplaats te pakken. “Iedereen zei: je moet geduld hebben. Niemand verwachtte dat ik zo snel mijn plek zou vinden. Ik zelf ook niet helemaal. Maar ik wist dat het moment zou komen. Ik had al zo lang gewacht. Toen de kans kwam, moest ik hem grijpen.”
De eerste weken waren wennen. Nieuw land, nieuwe taal, nieuwe ploeg. “Gelukkig kende ik Anthony Descotte. Dat hielp. Maar uiteindelijk telt maar één ding: goed voetballen. Als dat lukt, spreken we allemaal dezelfde taal.”
Pitbull
Engwanda is klein, behendig, sterk én kan goed voetballen. Maar wat echt opvalt is zijn spelintelligentie. Het is net of hij negentig minuten lang de wedstrijd scant. In zekere zin klopt dat wel. “Ik voetbal nu al een aantal jaartjes. Dan ga je het spel steeds beter lezen”, klinkt het. “Ik wil er graag tussen zitten. De bal op het juiste moment veroveren. Daarvoor moet je vaak juist niet naar de bal kijken. Je moet loopacties zien zonder bal, spelintenties. Dan kan je voorspellen wat er gaat gebeuren. Waar ik vroeger nog wat té enthousiast was, kies ik nu veel beter mijn momenten.”
En als de middenvelder dan zijn voet voor de bal zet, wint hij het vrijwel altijd. Klein van stuk maar groot in daden. “Iedereen denkt: die is klein, die duw ik wel weg. Maar ik blijf altijd staan. Ik geef nooit op. Vroeger was ik agressief. Nu gebruik ik mijn kracht slimmer.”
In de spelersgroep kreeg hij al snel een bijnaam die evenveel zegt als El Chapo: pitbull. Ron Jans glimlacht als hij het hoort. “Ik heb een hekel aan pitbulls — het type hond, niet de voetballer — maar niet aan Engwanda. Het zegt alles over zijn spel. Hij wil bijten om de bal te veroveren. Hij is fel, maar hij maakt nauwelijks zware overtredingen. Hij trekt zijn been niet terug, maar doet dat altijd slim.”
De trainer gaat nog een stap verder. “Hoe hij is als je met hem beelden bekijkt, met hem praat over voetbal tijdens een tactische training... hij neemt alles in zich op. Hij doet me een beetje denken aan een jongere uitvoering van Hancko. Ook zo leergierig, ook zo open. Dat is bijzonder op die leeftijd.”
Europa
De zomer van FC Utrecht gaf hem extra glans. Vliegen naar uitwedstrijden, winnen in Bosnië en Herzegovina, Zwitserland en Moldavië. “Dat was echt leuk. Samen reizen, een ander land. Het geeft een andere sfeer, goed voor het team. We zijn als team verder naar elkaar toe gegroeid. Voor jonge spelers zoals ik, zijn deze Europese ervaringen heel mooi. Helemaal speciaal is dat we al die uitwedstrijden hebben gewonnen.”
Binnenkort volgt de groepsfase. Met zijn Belgische achtergrond beginnen we automatisch over KRC Genk. “Dat snap ik wel, maar ik heb niet iets speciaals met die club. Wel volg ik de Jupiler Pro League intensief. Ik heb wel een idee hoe ze spelen. Voor mij is Real Betis het mooiste duel. Tegelijkertijd moeten we het ook niet te veel romantiseren. Het is een Europese competitie. We zijn daar niet om te dromen, maar om resultaten te boeken. We willen die goede lijn doortrekken.”
Het past bij zijn karakter. Altijd willen winnen. Waar dan ook, tegen wie dan ook. “Ik wil de baas zijn. Niet voor mezelf, maar voor het team. En één ding weet iedereen: ik geef nooit op”, legt hij uit.
En zo klopt het spandoek op de Bunnikside. El Chapo, de patron of de pitbull. Hoe je het ook noemt, het past allemaal bij Alonzo Engwanda. De jongen die ooit twijfelde tussen basketbal en voetbal, die zijn jeugd doorbracht in gastgezinnen van Anderlecht, en die nu in Stadion Galgenwaard de lijnen uitzet. Voorlopig is dit pas het begin. Maar één ding is al duidelijk: de bijnaam die hij kreeg, die hoeft hij nooit meer uit te leggen.