Zo nu en dan overkomt het hem. ‘Hé, ben jij niet die oud-profvoetballer?’, vraagt iemand dan aan Willy Carbo. “De ene keer zeg ik: dat klopt, dat was ik. Een andere keer, als ik niet zo’n zin heb in een praatje, zeg ik: nee, joh, dat was een broer van me.”
Nee, de in Utrecht geboren Carbo is niet iemand die te koop loopt met de prestaties die hij als voetballer neerzette. Terwijl dat er toch de nodige zijn. Hij staat in de top 10 van Eredivisietopscorers van FC Utrecht aller tijden, om maar wat te noemen. Heeft gespeeld voor topclubs als Feyenoord en Club Brugge. En het volgens velen mooiste doelpunt ooit gemaakt in de clubgeschiedenis van FC Twente. “Of ik trots ben op dat alles? Ach, trots… Ik kreeg een kans, die honderdduizend anderen ook wilden krijgen. Soms moet je een beetje geluk hebben”, klinkt het nuchter aan de andere kant van de lijn. “Op het juiste moment een trainer treffen die het in je ziet zitten, bijvoorbeeld. Maar, ik vind ook: ik was op bepaalde momenten zeker goed genoeg om prof te zijn. Ik maakte mijn doelpunten. Vooral in opportunistische teams kwam ik goed tot mijn recht. Voor die goal, dáár moest ik zijn. Een echte spits was ik. Die zie je tegenwoordig niet veel meer. Een uitstervend ras, ja. Zo’n spits als ik was, als je die als trainer goed gebruikt, dan kun je er heel veel mee bereiken.”
Het goede plekkie
In het stadion komt Carbo nog regelmatig; in zijn woonplaats Leeuwarden welteverstaan. FC Utrecht volgt hij thuis, voor de buis. “Pas op, ik sla geen wedstrijd over hè! Dat FC Utrecht nu op de tweede plek staat, dat vind ik als Utrechter leuk. Mijn indruk van de huidige ploeg? Het is niet altijd super, maar de resultaten zijn goed. AZ-uit was mooi! En weet je, als ik zo’n commentator bij een gemiste kans dan hoor zeggen dat een bal erin had gemoeten, dan denk ik: ga er zelf maar eens staan! Het is echt zo makkelijk niet, hoor. Als dat zo was, schopte elke aanvaller er elk seizoen wel dertig in. Als oud-spits kijk ik natuurlijk met extra belangstelling naar de aanvallers. Weet je wat belangrijk is? Scherp zijn, écht scherp zijn, negentig minuten lang. En zorgen dat je op het goede plekkie staat.”
Carbo: hij is er de man niet naar de spotlights op te zoeken of op te scheppen over zijn mooie voetbalverleden. Ook niet in kleine kring, overigens. Zijn kleinkinderen van zes en negen jaar? Die heeft hij nog nooit over zijn tijd als profvoetballer verteld. “Er wordt bij ons thuis niet veel over mijn voetbalcarrière gepraat. Mijn kleinkinderen hoeven wat mij betreft ook niet zo nodig te weten dat ik voetballer was. Maar als ze er ooit achter komen, is dat niet erg natuurlijk. Kijk, ik heb als voetballer mooie tijden meegemaakt. Het zijn goede herinneringen. Maar ik leef daar niet op. Natuurlijk, ik maakte veel goals. Maar ja, ik máákte ‘m alleen maar, hè. Daar ging altijd een hele aanval aan vooraf, waarbij heel wat teamgenoten betrokken waren. Het is heel opportunistisch, hoe het werkt: maak er drie en je hebt een goede wedstrijd gespeeld. Nou, dat is echt niet altijd zo.”
Een dankbaar beroep
In de eerste drie seizoenen van Carbo in het betaalde voetbal finishte FC Utrecht achtereenvolgens op plaats drie, vijf en drie. Wat dat betreft waren dat, het begin van de jaren tachtig, de beste jaren in de clubgeschiedenis. “We speelden met voornamelijk Utrechtse jongens. Hans van Breukelen, Jan Wouters, Gert Kruys, Frans Adelaar, Ton de Kruijk; noem maar op. We braken samen door vanuit de jeugd en wisten elkaar blindelings te vinden. Met de mannen van toen heb ik nog maar heel weinig contact. De knieblessure die vroegtijdig een einde aan mijn carrière maakte, zorgde er ook voor dat ik zelfs op recreatief niveau nog geen tien minuten kon voetballen. Dan kom je dus ook minder snel op gelegenheden waar je elkaar nog eens treft. Maar ik volg ze vanuit Leeuwarden allemaal hoor, en nauwgezet ook. En als we elkaar dan weer eens zien, is het altijd goed en hebben we genoeg om over te praten.”
Tegenwoordig is Carbo chauffeur in het zogeheten doelgroepenvervoer. Hij stuurt zijn taxibusje dagelijks langs tal van adresjes en maakt daarmee het verschil voor kwetsbare mensen. “Wat dat betreft word je van dit werk wel nuchter, hoor. Deze mensen hebben in sommige gevallen heel wat grotere problemen dan of een bal er via de binnenkant van de paal in of uit ging. Daarom vind ik het mooi om dit werk te doen. Het is een dankbaar beroep.”
Zwaaien naar Rijvers
‘Leuk’, zo omschrijft de spits van weleer zijn periode bij RKC Waalwijk. “Ik zat bij FC Twente en was weer eens geblesseerd geraakt”, gaat Carbo terug in de tijd. “Kees Rijvers was er technisch directeur, en zei: ‘Jij bent niet het type voetballer dat ik zoek’. Dan weet je genoeg. Op een gegeven moment belde mijn oud-teamgenoot van FC Utrecht, die inmiddels trainer was bij RKC, Leo van Veen: of het me wat leek in Waalwijk te gaan spelen. Op leenbasis ging ik toen die kant op. En wat denk je? Eerste oefenpotje: RKC tegen FC Twente. We wonnen, met 2-1. Ik maakte allebei de goals. En ik vierde ze allebei door langs de dug-out van FC Twente te rennen en met mijn vingertje te zwaaien naar Rijvers. Wat hij wel niet gedacht moet hebben? ‘Wat een ordinaire vent’, ofzo, haha! Maar dat kon me op dat moment niet schelen. Uiteindelijk speelde ik een half jaar bij RKC, dat een echte vrijwilligersclub was. In die tijd was het eigenlijk een amateurvereniging, die bij de profs meedeed. Maar pas op: goede spelers, hoor! Marcel Brands, Peter Bosz; helemaal geen verkeerd team. En het was fijn werken met Leo als trainer. Dat voelde vertrouwd.”
Zaterdag staan ze tegenover elkaar; Carbo’s oud-clubs FC Utrecht en RKC Waalwijk. Vanuit zijn woonkamer in Leeuwarden gaat Carbo kijken. Hij rekent op een driepunter voor de Utrechters. “Wat me opvalt, is dat FC Utrecht steeds heel sterk start aan een seizoen, of heel sterk eindigt. Een heel jaar constant, dat zie je niet vaak. Dat heeft natuurlijk met zelfvertrouwen te maken. Daaraan op dit moment geen gebrek, lijkt me. AZ-uit was lekker. Niks mis mee. Als ze dít de rest van het seizoen toch eens kunnen volhouden!” Op de vraag of dat gaat lukken, is het antwoord resoluut. “Ja, dat kunnen ze! Te beginnen met het verslaan van RKC Waalwijk.”