De auteur van het voorwoord van het programmaboekje dat op 26 maart 1998 voor 2 gulden op de kop kan worden getikt, heeft van het FC Utrecht van trainer Mark Wotte bepaald geen hoge pet op en steekt dat niet onder stoelen of banken. ‘Ook met de Haagse bluf van de nieuwe trainer Wotte zal blijken, dat wonderen niet bestaan, hooguit wat incidentele succesjes’, valt er te lezen. De redacteur heeft beduidend meer op met Michael Mols, zo blijkt een alinea verderop. ‘Sindsdien vertrok superindividualist Decheiver naar Dortmund en kwam de Schotse international Booth, maar het allerbeste bleef, n.l. Mols, de sierlijke spits, die in de meeste gevallen het verschil tussen Utrecht en een tegenstander maakt.’
Het is een tijd waarin de Eredivisie de PTT Telecompetitie heet, en de Eerste Divisie is omgedoopt tot TOTO Divisie. De Schapenkoppen heten nog Dordrecht’90, in Veendam, Haarlem en Roosendaal wordt nog betaald voetbal gespeeld. In die tijd wordt sc Heerenveen getraind door Foppe de Haan. De oefenmeester heeft vertrouwen in zijn team, zo vertelt hij in it Pompebledsje. ‘Ik reken er op dat we aan tien, maximaal twaalf punten voldoende hebben om ons te plaatsen voor Europees voetbal’, wordt hij geciteerd. En, even verderop: ‘Sommige spelers zijn de laatste tijd wat teveel aan het rekenen geslagen. Dat is funest. Je moet iedere wedstrijd voor de winst gaan en niet denken van ‘deze mogen we wel verliezen en dan pakken we de volgende wel’.’